‘Hè hè, eindelijk! Ik dacht al dat je nooit meer kwam!’ verzuchtte doutor Barbosa toen we op de veranda gingen zitten, in afwachting van het avondeten. ‘Alles staat al voor je klaar: echte Schotse whisky, oude aguardente, cognac, Anís del Mono, bier, goede wijnen... Neem wat je wilt.’
De warmte was wat afgenomen, de middag liep in grote rust ten einde, zonder een zuchtje wind. Duidelijk waren voetstappen en stemmen op grote afstand te horen, het lachen van de wasvrouwen die van de beek kwamen, het gieren van kinderen op het kerkplein. Uit de schoorstenen kwam de prikkelende geur van pijnboomhout, waaraan ik zo vaak weemoedig kon terugdenken, maar toen ik hem dat zei maakte de 'oude dokter' een geërgerd gebaar: hij had me niet besteld voor het aanhoren van sentimentele herinneringen. Ik wist héél goed dat het dorp een gat was, een negorij die niet eens op de kaart stond. Over het buitenland moest ik praten, over de steden, de vrouwen, de dingen die zích daar afspeelden. Over orgiën!
‘Je leest wel eens wat in de krant, maar dat is altijd vaag, in van die verhulde termen, het fijne kom je nooit te weten. Het lijkt soms wel of er censuur is, net als vroeger.’
Ik wilde hem van zijn ideeën afbrengen, maar toen ik hem daar zo zag hangen in zijn leunstoel, de ogen half gesloten, bij voorbaat genietend, leek me dat á1 te wreed. En dus fantaseerde ik uitspatting- en, luxebordelen, straten van zonde zoals ze nergens bestaan. Ik vertelde hem tot in details van de nachten van Bangkok, veranderde Bremen in hoofdstad van de echtbreuk en maakte Luzern tot het Sodom van onze tijd. Zijn mond viel open toen hij hoorde van de schaamteloosheid en brutaliteit van de travestieten in Singapore.
          ‘En staan de autoriteiten dat toe?’ vroeg hij ongelovig.
          ‘Ze sluiten de ogen.’
          Hamburg, Amsterdam, Kopenhagen, Stockholm! Wat daar allemaal gebeurde!
          ‘Mooie vrouwen, zeker?’
          ‘Heel mooi.’
          ‘En makkelijk hè, heb ik gehoord.’
          ‘Heel makkelijk.’
          Ik verzon bachanalen in Warschau. Gaf hem een overdreven beschrijving van de wonderbaarlijke krachten van ginseng, van rauw gegeten apehersenen, slangesoep, haaievinnen. Massages, Turkse baden, sauna's, de call-girls van New York, mysterieuze ontucht in Indonesië, geheimehoerenhuizen in Bandoeng, fallische riten in Japan.
          ‘Is dat daar waar ze die geisha's hebben?’
‘Precies.’
Het dienstmeisje kwam aan de deur, om te vragen of ze het eten kon opdienen; hij antwoordde geïrriteerd dat ze nog even moest wachten, maar meteen daarna riep hij van wel, ik zou wel honger hebben.
‘Maar eerst die geisha's.Vertel op, hoe is dat?’

          

(uit Het landgoed van Moeboetoe, in De Juwelier - Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, 1987.
Vertaling: August Willemsen)